Wat houdt straattaal in?

Jongeren ontwikkelen vaak dagelijks taalgebruik dat verschilt van dat van volwassenen. Straattaal is een type jongerentaal dat voornamelijk voorkomt in grote steden, waar jongeren met diverse culturele achtergronden samenkomen. Wat straattaal onderscheidt van andere jongerentalen, is dat het, naast de gebruikelijke invloed van het (Amerikaans) Engels, ook verrijkt is met elementen uit de minderheidstalen die in de stad voorkomen. Afhankelijk van de gemeenschappen die in de stad samenleven, kan dat bijvoorbeeld Arabisch, Spaans of Grieks zijn. Zowel allochtone als autochtone jongeren verwerken dergelijke elementen in hun straattaal.

In Nederland verwijst men naar straattaal als de taal die veel jongeren in de grote steden zoals Amsterdam, Rotterdam en Den Haag spreken. Aan het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw werd deze nieuwe Nederlandse variëteit voor het eerst waargenomen, wat leidde tot de nodige media-aandacht. Aanvankelijk was de aandacht zeer negatief: het gebruik van straattaal zou wijzen op een slechte beheersing van de standaardtaal door jongeren, en er werd gewaarschuwd voor een algemene verloedering van de taal. Het taalgebruik werd voornamelijk toegeschreven aan jongeren uit allochtone landen, omdat straattaal veel woorden bevat uit andere talen zoals Arabisch, Turks en Sranan.

Er is al snel een reactie op die eerste berichten ontvangen. De taalkundige René Appel heeft met grondig onderzoek aangetoond dat straattaalsprekers het Nederlands niet tekortschieten, maar net goed beheersen. Wie een taal goed beheerst, is namelijk het meest bedreven in het spelen ermee. Jongeren veranderen of vervangen woorden niet uit onbekendheid, maar uit een behoefte aan iets nieuws en een eigen taal die hen van anderen onderscheidt. Straattaal is een type stijlkenmerk. Evenals kleding of muziek vormt ze een onderdeel van de (sociale) identiteit van jongeren. Straattaal is geen complete ‘geheimtaal’ die jongeren met elkaar spreken, maar eerder een af en toe (expres) afwijking van de gebruikelijke taal met specifieke woorden, constructies en accenten. De meeste jongeren die straattaal hanteren, kiezen daarvoor, mits het gezelschap en het onderwerp zich daarvoor geschikt voelen.

In Nederland zijn het zeker niet alleen jongeren uit allochtone landen die straattaal gebruiken. Jongeren die het Nederlands als moedertaal hebben, nemen eveneens het gebruik van de taal over. Een vereiste is dat autochtone jongeren regelmatig in contact komen met jongeren uit diverse etnische groepen, wat in grote steden geen probleem vormt. Straattaal fungeert als een soort multiculturele communicatietaal tussen jongeren, verspreid over verschillende etnische groepen.

Een persoonlijke woordenschat


Straattaal valt vooral op door zijn rijke woordenschat, die bestaat uit talrijke woorden uit andere talen. Het (Amerikaans) Engels fungeert, net als in veel andere jongerentalen, als een constante leverancier: dope, chick, chill, cool. In de Nederlandse straattaal zijn voornamelijk woorden die afkomstig zijn uit het Sranantongo, een Surinaamse creooltaal, zeer geliefd, evenals talrijke andere talen:

  • Marokkaans-Arabisch: woella (‘ik beloof je’), skoet (‘houd je mond’).
  • Turks: kardasj (‘vriend, vriendin’)
  • Papiaments (Nederlandse Antillen): swa (‘vriend’)
  • Sranantongo (Suriname): doekoe (‘geld’), osso (‘huis’) en fawaka (‘hoe verloopt het?’).


Jongeren maken niet alleen gebruik van woorden uit andere talen, maar passen ook Nederlandse woorden in andere contexten toe. Voor buitenstaanders kan dat behoorlijk verwarrend zijn. Een afschuwelijke of zieke film is bijvoorbeeld geen slechte film, maar juist een uiterst goede. Wanneer iets lauw is, is het niet gemiddeld zoals je zou verwachten, maar juist heel cool. Daarnaast verandert de woordenschat van straattaal snel: er worden nieuwe woorden toegevoegd, bepaalde woorden raken niet meer gebruikt, woorden krijgen nieuwe betekenissen,…

Grammatische eigenschappen


Straattaal houdt niet alleen in dat je met woorden speelt; ook in de grammatica wijkt de variëteit van jongeren af van de standaardnorm. Bekijk deze zinnen eens:

“Hoewel hij het juiste merk had, gingen ze hem toch verwijten.”
“Hoewel Levi’s een goed merk is, hadden ze hem toch niet gedist van je schoenen.”

Het gebruik van de lidwoorden is direct opvallend. In het Standaardnederlands van Vlaanderen kunnen zelfstandige naamwoorden drie grammaticale klassen aannemen: ze kunnen mannelijk zijn (de stoel staat daar), vrouwelijk (de kast staat daar) of onzijdig (het boek ligt daar). In Nederland is dit onderscheid al verdwenen: daar zijn alleen nog de woorden (mannelijk + vrouwelijk) en het woord (onzijdig) verschillend: de soep is heet, terwijl het gebak warm is. In straattaal gaan jongeren nog een stap verder; ze beginnen soms onzijdige woorden te beschouwen als mannelijke en vrouwelijke. Dit betekent dat ze vaak de, deze en die keuze maken in plaats van het, dit en dat: het juiste merk, dit probleem, die mooie meisje,…

In straattaal worden bijvoeglijke naamwoorden (adjectieven) altijd achter een lidwoord geplaatst. In het Nederlands is de uitspraak “dat is een goede film” heel gebruikelijk, terwijl “dat is een goed merk” veel ongebruikelijker klinkt. In de standaardtaal hebben adjectieven geen buigings-e bij een het-woord (merk) na het onbepaalde lidwoord. Bij de-woorden (film) vormt dat geen obstakel. Aangezien in straattaal alle woorden als de-woorden worden gezien, worden adjectieven altijd na een lidwoord verbogen: “die kill woont echt in een grote woning”.

Voor straattaal is het gebruik van gaan in plaats van zullen kenmerkend: “ik ga je zien” verwijst naar “tot ziens” of “ik ga je bellen” verwijst naar “ik zal je bellen”. In de standaardtaal wordt dit gebruik niet altijd geaccepteerd, maar ook in de Vlaamse tussentaal is het zeer gebruikelijk.